Het verhaal van Bibi


oo'Auwoeoeoeoe!' Mo schrok wakker. Wat was dat? Was dat een jakhals? Mo kijkt in het donker zijn kamer door en pakt de zaklamp die op de grond is gevallen. Hij schijnt de kamer door. Wat was dat toch? Dat gejank is dat dan echt van een jakhals? Mo trok zijn broek aan. Hij heeft honger en dorst. Aan de honger kan hij nog niks doen want Renée slaapt nog, maar hij kan al wel water drinken. Hij dronk het gulzig op.
Was het nou een echte jakhals? Of droomde hij dat maar? Hij trok zijn broek aan en zijn schirt. Hij deed de deur zachtjes open en weer zachtjes achter zich dicht. Het was frisjes buiten maar daar trekt hij zich niks van aan.
Hij hoort wat bewegen bij een paar struiken. Hij liep er naartoe en keek tussen de struiken. Er zat een klein konijntje. Toen het konijntje Mo zag, rende het als een dolle stier de heuvels in. Mo draaide zich om en liep naar de haven. Bij de haven zat een meisje naar de golven te kijken en zong een liedje. Mo liep naar haar toe. Hij durfde nog niet verder dan twee meter. Mo ging op de verkeerde plank staan en de plank kraakte. Het meisje schrok en keek snel naar achter. ‘Mooi he?’ zei Mo. Hij wist niks anders te zeggen.
‘Waar ben ik?’ vroeg het meisje.
‘Op Drakeneiland’
‘Wat doe ik hier dan?’
‘Je gaat naar Drakeneiland als je iets fout of verkeerd doet met anderen.’
‘Dus ik ben hier omdat ik per ongeluk in de auto zat met mijn vader? Ik zat toen op zijn schoot en ik mocht sturen, maar mijn aandacht ging naar een eekhoorntje dat de boom in klom. Maar het eekhoorntje viel er ineens uit! En ik schrok daarvan en draaide het stuur om. De auto knalde tegen een boom…’
‘Oei’ Mo slikt.
‘Ja inderdaad’ zei het meisje.
‘Wacht even ik ga Wendel halen ik ben zo terug!’ zei Mo.
‘Wie is Wendel?’ riep het meisje nog naar Mo maar Mo rende door.
Ik vroeg niet eens haar naam en wat ze goed kon! Ach ik laat het wel aan Wendel over. Iedereen sliep nog steeds. Maar Mo had geen zin om te wachten en luidde de klok.
Iedereen kwam langzaam aangelopen en sommige zelfs nog in hun pyjama. Wendel kwam aangelopen en vroeg wat er aan de hand was. ‘Kom mee!’ riep Mo. Mo rende op een holletje naar de haven waar het meisje weer aan het zingen was. ‘Een nieuweling!’ riep Wendel. Het meisje schrok weer en keek naar Wendel. ‘Hoe heet je?’ vroeg Wendel. ‘Kim’ zei ze. ‘En wat kun je allemaal goed?’ vroeg Wendel. ‘Eh…’ begon Kim. ‘Ik kan wel goed zingen en ik kan met dieren omgaan wat ik ook heel leuk vind.’ ‘Goed we hebben nog iemand te weinig voor de geitenstal.’ Zei Wendel. ‘Als je het goed vind deel je dan een huisje met Mark.’ ‘Oke en wie is dat dan?’ Mark stapte naar voren. ‘Ik’ zei Mark. ‘Leid jij haar rond?’ vroeg Wendel aan mark. ‘Is goed. Kom je?’ Kim stond op en liep met mark mee.
‘Auwoeoeoe!’ hoorde Mo weer. Het was zeker geen droom! ‘Wacht even zei Kim tegen Mark. Ze ging de heuvel in en kwam een klein uurtje later terug. Mark zat te slapen op een bankje rond de eik. Kim kwam aan met een klein bruin hoopje in haar armen. ‘Mark Mark!’ verluisterde ze. Mark werd wakker. ‘Kijk’ zei Kim en ze liet het hoopje zien. Het was een puppy van een jakhals. ‘Deze jankte! Hij heeft pijn!’ zei Kim. Mark geeuwde en pakte het hoopje aan. ‘We gaan wel naar Jasmijn. Zij heeft verstand van wonden en ziektes.’
De puppy had natuurlijk al een naam gekregen: DJ (spreek je uit als die-djee). Jasmijn heeft DJ helemaal betergemaakt en nu heeft Kim samen met Mark als enige een huisdier op Drakeneiland.